Ook de stotteraar moet de waarheid kunnen vertellen

Toespraak van Arie van Geest bij de opening van de tentoonstelling "Ich bin nur durch die Welt gerannt"

Een beroemde noordpoolreiziger werd in het noorden van Groenland door een sneeuwstorm overvallen. Alleen en met slinkende mondvoorraad besloot hij een iglo te maken en te wachten tot de storm voorbij was. Omdat hij bovenal bang was dat de wolven hem zouden aanvallen – hij hoorde ze namelijk op het dak van zijn iglo rondsnuffelen – ging hij van tijd tot tijd naar buiten en zong zo hard hij kon om ze te verjagen. Maar de wind bulderde en hoe hard hij ook zong, hij hoorde alleen maar de wind. Dat mocht dan een ernstige moeilijkheid zijn, de iglo zelf vormde een nog veel groter probleem. Hij merkte namelijk dat de muren van zijn kleine schuilplaats heel langzaam op hem afkwamen. Als gevolg van de weersomstandigheden buiten, bevroor zijn adem letterlijk op de wanden, en met elke ademhaling werden de muren dikker en de iglo kleiner, tot er geen plaats meer was voor zijn lichaam. Het is een gruwelijk idee om een doodskist van ijs om je heen te ademen. Want in dit geval is de persoon zelf de veroorzaker van zijn eigen vernietiging, en bovendien is het middel tot vernietiging datgene wat hij nodig had om in leven te blijven.

Dit tragische fragment, een prachtige metafoor voor het kunstenaarschap in het algemeen, uit The Locked Room van de Amerikaanse schrijver Paul Auster, sluit naadloos aan bij de atmosfeer van de eerste tekeningen van Christina de Vos, toen achttien jaar oud, tijdens haar derde studiejaar aan de Rotterdamse academie. Kleine tekeningen in houtskool, schetsmatig opgezet: Jezus op weg naar Golgotha, details uit De verzoeking van de Heilige Antonius van Matthias Grünewald, een onderdeel van het Isenheim-altaar in Colmar; Christophorus zonder hoofd die een klauwende figuur met zich meedraagt; circusachtige scènes waarin getourmenteerde figuren een hoofdrol spelen, maar dan wel in het circus van de geest.

Christina presenteerde deze tekeningen tijdens de gebruikelijke studievoortgangspresentatie en het was bij die gelegenheid dat ik voor het eerst werd geconfronteerd met haar echte werk. Christina zelf had ik een jaar eerder leren kennen, als begeleider van haar tweede studiejaar. Zij schilderde eenvoudige stillevens, modellen, het gebruikelijke traject in die fase van haar studie. Zij viel mij vooral op door de mix van enerzijds onzekerheid en verlegenheid, en tegelijkertijd een sluimerende eigenzinnigheid. We spraken vaker over moed en doorzettingsvermogen dan over perspectief en kleurgebruik. Ik voelde me meer psychiater dan docent. Christina’s studieresultaten waren niet spectaculair, zeker wanneer je ze vergelijkt met de aardverschuiving die nog geen jaar later plaats zou vinden.

Wiegenlied voor Faust, 1999, voor de Opmaat-bijlage van de Volkskrant d.d. 2 augustus 1999

Die eerste ontmoeting in 1985 met die indrukwekkende tekeningen, boordevol menselijk tekort, heeft op mij een verpletterende indruk gemaakt en nog altijd verbaas ik mij erover dat iemand die een jaar daarvoor nog zo ernstig twijfelde, op die leeftijd tot dergelijke diep doorleefde resultaten heeft kunnen komen. Ondertussen is het 27 februari 1999 geworden: Christina heeft de Rotterdamse academie al ver achter zich gelaten en vanmiddag presenteert zij Ich bin nur durch die Welt gerannt, een hommage aan Goethes Faust in het Goethe-Institut. De milde beklemming van toen is verdwenen, het werk is monumentaler en sensueler geworden, een wonderlijke symbiose van tederheid en kracht. De twijfel speelt nog steeds een rol van betekenis en wordt zichtbaar door geraffineerde collageachtige ingrepen. Deze ingrepen geven het werk vaak een stotterend effect, zoals Pascal Cremers een jaar geleden terecht vaststelde.

De figuren vinden hun oorsprong in de werkboeken, waarin Christina 'vrouwen van smarten' verzamelt zoals anderen postzegels. Maria Callas, Marianne Faithfull, Billie Holiday, Frida Kahlo, Marilyn Monroe, Romy Schneider, ik doe maar een greep. Deze vrouwen, of beter gezegd onderdelen van vrouwen, transformeert Christina op een onnavolgbare wijze tot nieuwe authentieke wezens die zelfverzekerdheid uitstralen en tegelijkertijd verlegenheid zichtbaar maken. Kortom, wezens die stotteren.

Rainer Werner Fassbinder zei ooit: Ik zou graag een huis met mijn films willen bouwen. Sommige zijn de kelder, andere de muren en weer andere de ramen. Maar ik hoop dat het uiteindelijk een huis wordt. Christina de Vos heeft in de afgelopen twaalf jaar met haar werk een stevig fundament gelegd voor wat ooit “het theater van de geest” moet worden. Ik wens haar veel succes met haar toekomstige bouwactiviteiten en verklaar deze tentoonstelling hiermee voor geopend.

Arie van Geest, 10 februari 1999


Terug naar de vorige pagina